Je stoot je hoofd. Een pijnlijke klap tegen één van de houten balken van het schuine dak waar je onderdoor loopt. Pijn. Iedereen begrijpt dat zo’n klap pijn doet en de meesten van ons kennen het gevoel. Dankzij onze insula. Dit hersengebied bepaald of de hersenen wel of geen pijn vaststellen. En laat dit gebied nu ook ontzettend druk zijn als je in de rouw zit. Rouw wordt door onze hersenen gezien als échte pijn. Ook al denken we daar zelf wel eens anders over.
Hoe de één of de ander met pijn ómgaat, is persoonlijk. De één ondergaat die kopstoot stilzwijgend (‘die balk zit hier al sinds mensenheugenis…’) en de ander springt compleet uit zijn of haar vel (‘wie heeft bedacht om die balk hier op te hangen?!’). En waarom we zo verschillend reageren op pijn komt door ongeveer alles tussen karakter en opvoeding tot iemands emotionele staat en aandachtsspanne op het moment dat iemand zich pijn doet. En dat maakt niet alleen uit voor de beleving van je eigen pijn. Zo beoordeel je vaak ook de pijn van een ander, ‘aansteller!’.
Maar hoe persoonlijk pijn ook is, pijn heeft een functie. Want zodra je hersenen een signaal afgeven over pijn, wordt je gewaarschuwd: er is of komt schade aan of in je lichaam én je moet maatregelen treffen om die schade te stoppen of te minderen. Voor je hersenen maakt het niet uit of die pijn fysiek of emotioneel is. Hoofdpijn door een kopstoot, buikpijn van angst of ziek van verdriet. Iemand in rouw kan letterlijk ziek zijn van verdriet. En die pijn is lastig. Want waar je bij een kopstoot misschien even een huisarts hebt die je controleert, sta je er bij rouw wat dat betreft alleen voor. En doe je niets met de signalen die je lichaam afgeeft, dan blijven ze bestaan en raakt uiteindelijk je lichaam ontregeld.
Het maakt echt niet uit of je een bikkel of een enorme aansteller bent, je hersenen zijn neutraal: met pijn moet je iets. Luister naar je lichaam.