De Chimaera. Eén schepsel, meerdere diersoorten. In de Griekse oudheid bracht het onheil er één tegen te komen. Wij treffen die vuurspuwende leeuw-geit-slang gelukkig niet in de dierentuin aan, maar toch staat dit chimerisme niet ver van ons af. Als moeder draag je namelijk het DNA van álle kinderen die in je buik hebben gezeten, óók bij miskraam, doodgeboorte of abortus. We zijn letterlijk verweven. Eigenlijk allemaal een soort Chimaera. Maar wel met twee hele mooie kanten eraan.
In de wetenschap wordt het microchimerisme genoemd: de aanwezigheid van cellen in jouw lichaam die niet van jezelf zijn. Iets wat je misschien plaats bij een bloedtransfusie of orgaantransplantatie, maar wat dus ook gebeurt tijdens de zwangerschap. Via de navelstreng. Cellen van het kindje komen in de moeder terecht en omdat ze nog geen ‘eindbestemming’ hebben, gaan ze naar de plekken waar ze nodig zijn. Cellen met een beschermende invloed. Tijdens de zwangerschap, maar ook járen daarna. Ze komen in allerlei organen terecht. Ze circuleren en repareren.
Het microchimerisme werkt niet alleen van kindje naar moeder, maar óók van moeder naar kindje. En zo kan het dat ergens in jouw DNA cellen van je zus, broer, moeder of (over)grootmoeder te vinden zijn: tal van generaties zijn terug te vinden in jouw lichaam. We zijn letterlijk verweven. Maar gelukkig niet zó letterlijk als het mythologische wezen uit de Griekse oudheid. Romp van je oma, hand van je zus, onderbeen van je broer… dat zou een beetje overdreven zijn.
Microchimerisme… wat mij betreft een mooi woord waar we veel vaker over mogen praten met elkaar. Misschien ook een woord waar voor de volksmond een mooi synoniem voor bedacht kan worden.