Vriendschap. Dat ene luisterende oor. Het fijne koffiemoment. Het leuke avondje uit. Vrienden zijn voor ons op allerlei manieren van betekenis. En ook best vanzelfsprekend als je een fijn of comfortabel leven hebt. Maar als pijn, verdriet en verlies om het hoekje komen kijken, komen ze onder druk te staan. Ze maken zichtbaar hoe ogenschijnlijk goede vriendschappen toch niet goed zijn.
Rouw. Rouw gaat altijd over een nieuwe werkelijkheid die we niet wilden of niet zagen aankomen. En rouw vindt ook altijd plaats in de context van je omgeving. Dat betekent dat het verlies van een vriendschap op zichzelf een rouwproces kan veroorzaken, maar ook dat een rouwproces een tandje moeilijker wordt als de mensen waar je dacht bij terecht te kunnen er niet voor je zijn. Nadat je een geliefde bent verloren, ziek bent geworden, je baan kwijt bent geraakt of welk voor jou groot verlies je dan ook hebt meegemaakt.
Vriendschap gaat over geven en (aan)nemen. Over de mogelijkheid om iets van jezelf kwijt te raken voor de ander, maar ook om iets aan te nemen zonder dat je dat nodig hebt of daarom hebt gevraagd; de ander gunnen om iets aan jou te geven. Er ontstaat een onbalans zodra de mogelijkheid om te geven of aan te nemen bij één van tweeën onder druk komt te staan. Bij jezelf, omdat je niet voelt dat je kan of mag vragen of geven. Bij de ander, omdat hij of zij eenvoudigweg niet in staat is om te geven of te nemen óf vindt dat ‘het te lang geleden is’, ‘er toch niets (meer) aan de hand is’, ‘er geen goede reden meer is’.
Ontkenning en onbegrip eindigen vriendschappen in periodes van rouw. Maar vriendschappen die de zure appel – de onbalans – doorstaan, zijn vaak diepe, langdurige en blijvende vriendschappen. Wat vriendschappen betreft, gun ik iedereen periodes van rouw.