Wetenschappelijk onderzoek geeft inzichten waarmee we op allerlei manieren ons leven verrijken of verbeteren. Het liet ons stoppen met roken. Het gaf ons vaccinaties. Maar als het gaat om rouw gebruiken we soms nog inzichten uit de tijd van Freud. ‘Tijd om los te laten’, ‘rouw is niet meer dan een gemoedstoestand’. Inzichten waarmee ons leven níet verrijkt of verbeterd wordt.
Die ouderwetse kijk op rouw is vreemd als je beseft dat de wetenschap rondom rouw meer dan 50 jaar oud is. Al in 1969 is er een eerste wetenschappelijke model over het rouwproces. Het 5-fasenmodel van Elisabeth Kübler-Ross: ontkenning, woede, onderhandeling, depressie en aanvaarding. Het model geeft erkenning voor de verschillende emoties die er zijn als je rouwt. Als in 1982 William Worden zijn model van rouwen door middel van rouwtaken beschrijft, komt er erkenning voor het feit dat rouwen inspanning kost; dat we rouwarbeid verrichten. En dankzij het duale procesmodel van Maggie Stroebe in 2002 leren we dat groot verlies zorgt voor twee werkelijkheden waar we tussen heen en weer bewegen als we rouwen. Het ‘normale’ leven en het leven met het te dragen verlies.
Johan Maes completeert in 2007 wetenschappelijk onderzoek en bestaande modellen in een nieuwe integratief model. Een model waarbij – zoals hij zelf omschrijft in zijn handboek – ‘verlies een inherent existentieel en essentieel menselijke ervaring is en verlieservaringen, die stressvol en traumatiserend zijn, deel uitmaken van het leven en dus van onze groei als mens. Ze worden geïntegreerd in onze identiteit en levensloop of autobiografie.’
Mooi dat al die modellen er zijn, maar als de uitkomsten ons niet bereiken, wordt ons leven niet verrijkt of verbeterd als het gaat over rouw… bij onszelf óf bij een ander. Hoog tijd er een brug geslagen wordt tussen rouwonderzoek én de samenleving. Op naar een moderne kijk op rouw.